Altijd als er iets van een comic in een film of serie wordt gemaakt, houdt de wereld zijn adem in. Wordt het zo campy als de Batman-serie uit de jaren ’60, of wordt juist het veel te serieus en humorloos zoals Man of Steel?
Over ruim een week ga ik vol verwachting naar de nieuwe Thor-film. Behalve de Dark Knight-trilogie was de eerste Thor-film mijn favoriete superheldenfilm. Niet zozeer vanwege de eyecandy in de vorm van Chris Hemsworth met zijn stoere zware stem, maar het reizen naar de gewone wereld en Asgard, het feit dat de dames ook echt een steentje bijdragen in het verhaal en dat het uiteindelijk om liefde gaat, vond ik erg gaaf.
Qua films zit ik dus al op het puntje van mijn stoel te wachten tot ik eindelijk naar de tweede Thor mag. Ook het nieuws over de Superman versus Batman-film volg ik op de voet. Juist omdat ik net de comic Kingdom Come heb gelezen waarin een wat oudere Bat en Man of Steel samenwerken, ben ik erg nieuwsgierig naar het eindresultaat. Genoeg films in het verschiet dus.

Qua series valt het allemaal wel mee op superheldengebied als we het over live-action hebben. Recentelijk is Joss Whedon (The Avengers) begonnen met Marvel’s Agents of S.H.I.E.L.D. waarvan ik na een aflevering niet bepaald was weggeblazen. Aan de andere kant, kan dat nog komen, zo heb ik geleerd. Die kennis heb ik opgedaan bij het kijken naar die andere comic-heldenserie, namelijk Arrow.
Mocht je er niet mee bekend zijn: Arrow wordt uitgezonden op het Amerikaanse The CW en in Nederland op Veronica. Over een klein maandje is het eerste seizoen in Nederland uit op DVD en Blu-ray. Hoofdrolspeler is Stephen Amell (Private Practice) die in bijna elke aflevering topless te zien is. Ook Gossip Girl-actrice Katie Cassidy en David Ramsey (Dexter) komen in bijna elke aflevering wel voorbij (maar niet topless). Het tweede seizoen is twee weken geleden begonnen in Amerika en daarin beloven eindelijk de echte superheldenkrachten te komen kijken in de vorm van The Flash.

Eerst vond ik Arrow maar niks. Een of andere playboy genaamd Oliver Queen die vijf jaar op een eiland zit en daar voortdurend flashbacks van heeft, dat was in mijn ogen vooral irritant. Het feit dat zowel de gebeurtenissen als de dialogen ontzettend voorspelbaar en niet erg grappig waren aan het begin, hielp ook niet echt. Het was simpelweg te overdreven en te makkelijk. Ik was niet meteen verslingerd aan Arrow, maar wel nieuwsgierig.
Ik ben erg blij dat mijn nieuwsgierigheid het van mijn veel te vroege mening heeft gewonnen, want Arrow is zo’n serie waarvan de makers inmiddels de juiste balans lijken te hebben gevonden. Het meest waardeer ik het feit dat het een serie is voor zowel mannelijke mannen als vrouwelijke vrouwen en alles wat daar tussenin zit. Er zit actie in, maar ook veel soap-achtige intrige, humor en zoals gezegd Amell in zijn blote bast (echt, een vriend van mij kijkt het puur daarvoor). Zoals ik mijn column al begon, is dat een prestatie van de makers van Arrow, om de serie aantrekkelijk te maken voor zoveel verschillende kijkersgroepen.
Bij dezen dus een compliment van mij aan de Arrow-makers. Vooral de laatste afleveringen van het eerste seizoen zijn genieten, omdat daar eindelijk veel meer duidelijk wordt over de beweegredenen van personages, maar ook wat er op dat eiland precies is gebeurd. Ik wil mijn column graag afsluiten met hoe het ook had kunnen zijn. Kijk maar eens naar die Batman uit de jaren ’60, daar herken je niet echt onze Dark Knight in terug toch?